Zeggen wat je bedoelt

Het was vrijdagavond, op weg naar huis. Het was een lange dag geweest en ik had honger. ‘Even naar huis bellen of dochter Pien alvast de oven aan wil zetten’, dacht ik. ‘Maar misschien denkt ze daar zelf ook wel aan en dan is het jammer als ik het vraag. Dan ontneem ik haar de kans het uit zichzelf te doen.’
Jaja, met dat soort gedachtes houd ik mezelf bezig. Soms vermoeiend maar vooral met heel veel plezier sinds ik de oplossingenmachine in mezelf heb leren herkennen.
‘Wat zal ik doen? Niks? Hopen dat het goed komt?’ Maar mijn maag begon steeds harder te knorren. Toch maar bellen om de oven vast aan te zetten of …? 

 Ik belde. Wist me te bedwingen.. ‘Hoi schat, ik ben over een kwartier thuis en heb best wel honger’. ‘Ok pap, dan zet ik nu gelijk de oven aan!’ klonk het vrolijk aan de andere kant van de lijn.

Steeds weer ben ik geneigd de bedoeling (op tijd eten) te vertalen in een oplossing (alvast de oven aanzetten). Meer en meer dringt tot me door dat ik de ander daarmee wel helderheid geef, maar ook de kans ontneem iets uit zichzelf te doen. Door helder te zijn over de bedoeling, zonder oplossing, ontstaat er ruimte voor haar eigen initiatief. Het verschil tussen de oven aan moeten zetten en de oven aan willen zetten. Of zelfs je vader te verrassen met een andere maaltijd.
Haar antwoord geeft me bovendien inzicht of er eventueel nog iets anders nodig is.

Toen ik het hier naderhand met Pien over had herkende ze het feilloos. ‘Ohja, dat is precies hetzelfde als wanneer je net van plan bent uit jezelf de vaatwasser uit te ruimen en je moeder roept van boven: ruim jij de vaatwasser even uit? Dan is alle lol en voldoening eraf.’